Leopold II in Melsele?

Gepubliceerd op 18 april 2024 om 10:44

(Gepubliceerd in De Bombardon, dorpsgazet van Melsele, sept. 2020, jrg.34, nr213, p.7)

 

In de nasleep van de antiracismebeweging in de Verenigde Staten van Amerika, gevolgd door antiracisme acties in Europa en Vlaanderen, werden heel wat beelden van Leopold II (wiens koloniale praktijken nu algemeen beschouwd worden als één van de grootste racismemisdrijven) besmeurd en zelfs weggehaald uit de publieke ruimte.

In Melsele is er op het eerste zicht geen spoor van enige verheerlijking van koloniale heersers of van autoritaire regimes (gelukkig ook geen C. Verschaevestraat).

Hoewel,… de vraag rijst toch of er ook bij ons geen “foute” beelden, relicten, straatnamen,… zijn die verwijzen naar vroegere bezetters en onderdrukkers.

Bij nader toezien is ons kleine dorp in de loop van de geschiedenis ook niet gespaard gebleven van de machtshonger en overheersing van vreemde mogendheden, machtswellustelingen en dwingelanden die ook impact hebben gehad op de  verdere ontwikkeling van onze samenleving en lokale gemeenschap. Ons kleine dorp ontsnapt niet aan de grote geschiedenis.

 

Het meest in het oog springende relict in dit verband is wel het bas-reliëf in het fronton boven de ingang van de kapel van Gaverland en in de communiebank.

Hierin wordt Alexander Farnèse voorgesteld als de vrome Spaanse veldheer (vergezeld van zijn gewapende legioensoldaten:  van machtsvertoon gesproken: het gaat hier duidelijk niet om een vredesmacht), die voorspraak (rechtmatig of niet) komt afsmeken bij Maria.

Maar wie was Alexander Farnèse eigenlijk, dat die verdiende van verheerlijkt en vereeuwigd te worden? 

 

 

Alexander Farnèse was de landvoogd in onze streken in opdracht van Filips II- Koning van Spanje (1527-1598). Hij zette het ”beleid” van zijn vader “Keizer Karel” (1500-1558) verder. Het was gekenmerkt door een ziekelijke veroveringsdrang (uitbreiding van territorium) en het opleggen van de katholieke godsdienst.

Onder zijn zoon Filips II kent de Inquisitie een hoogtepunt: kritische geesten (protestanten) worden vervolgd en gedood. De situatie moet zowat vergelijkbaar zijn geweest met de huidige poging het kalifaat te vestigen: alle niet moslims zijn ongelovigen en moeten worden gedood. 

De rol van Alexander Farnèse in onze streken bestond vooral hierin dat hij Antwerpen (dat toen onder protestants bewind was) heeft verslagen (1585). De overgave van Antwerpen (onder de protestantse burgemeester Marnix van Sint-Aldegonde) zou trouwens ondertekend zijn op het kasteel Singelberg (in de huidige Beverse polders), waar Farnèse zijn kampplaats hield.

Dit terreurbewind heeft ertoe geleid dat de intelligentia (de kritische massa in de maatschappij); maar ook handelaren, ambachtslui en kunstenaars, zijn gevlucht naar Nederland. Voor onze streken (Vlaanderen) betekende dit een ware culturele en intellectuele aderlating.

Farnèse wordt in de geschiedschrijving voorgesteld als de “mildere” landvoogd en één van de opvolgers van Alva (de bloedhond van de inquisitie) die in onze gewesten ten tijde van de Beeldenstorm (1566) een terreurbewind voerde. Desalniettemin vertegenwoordigde Farnèse een niets ontziende vreemde bezettingsmacht, die weinig op had met de verzuchtingen van de lokale bevolking (en adel), hoe “vroom” hij ook moge geweest zijn.

 

Vanuit ons hedendaags waardepatroon (emancipatie, zelfbeschikking, tolerantie, vrijheid van godsdienst en geloof, openheid, recht op vrije meningsuiting, pluralisme,…) is het dus verwonderlijk dat onze vroegere bezetters ook hier op een piëdestal (sokkel) worden geplaatst.

Zelfs jaren na de feiten: de beelden zijn vermoedelijk geplaatst bij de laatste verbouwing (wellicht 1871) van de kapel en vele jaren na de Franse revolutie (1789) (waarbij de vorige kapel werd afgebroken).

 

Moet hier ook een beeldenstorm  georganiseerd worden en mogen deze relicten beklad en verwijderd worden?

Zeker niet, wat mij betreft! Deze relicten vormen de versteende getuigenis van een geschiedenis die beheerst (doordrongen) werd door onderdrukking, verknechting, machtswellust en misbruik, onverdraagzaamheid, waarbij het volk onder de voet gelopen en vernederd werd.

Zij zijn de blijvende littekens van een geschiedenis die de samenleving (ten goede? en ten kwade!) heeft gekneed (gevormd en misvormd) tot wat zij is.

Maar littekens kunnen ook louterend zijn: zij herinneren aan wat de gemeenschap heeft ondergaan, doorstaan en beleefd.

Alleen moet aan deze relicten wel een betere historische duiding worden gegeven. De geschiedenis mag niet worden uitgewist.

Het verhaal achter  monumenten is niet neutraal, objectief  en probleemloos.

Hetzelfde geldt voor de straatnamen. Kritiekloos worden straten benoemd naar historisch dubieuze, twijfelachtige figuren (o.m. ook Alexander Farnèse).

 

Ten gronde moet nagegaan worden of Melsele nog andere “foute” straatnamen telt. De meest voor de hand liggende is natuurlijk de Keizer Karelstraat (en dan nog voor een sociale woonwijk). Wie was Keizer Karel? De straatnaamgeving zou  veel kritischer moeten worden aangepakt.

 

Namen van feodale  of historisch recentere figuren kunnen worden gebruikt (wie was bvb Jan Bekens?), maar hierbij moet steeds een historische duiding worden gegeven (wat was hun rol, hetzij negatief, hetzij positief, in de lokale gemeenschap). Zo kunnen lessen getrokken worden uit de geschiedenis, al waren deze persoonlijkheden, hun ambities en daden allemaal niet zo integer.  De geschiedenis van een dorp moet niet worden verbannen, verdrongen, naar de zolder (musea) maar moet een plaats hebben in de publieke ruimte, als blijvende herinnering aan de goede en kwade momenten, ter lering en vermenselijking van de gemeenschap.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.