(Gepubliceerd in De Bombardon, Dorpsgazet van Melsele, febr. 2021, jrg. 35, nr.216, p.4)
Sinds de fusie van de gemeenten in 1977, wordt door de politici in elk verkiezingspamflet en in officiële beleidsnota’s van de gemeente Beveren, [in het bijzonder het Structuurplan Melsele 1994 en het Gemeentelijk Uitrustingsplan (GRUP 2006)], tot doel gesteld dat elke deelgemeente zijn identiteit, karakter, eigenheid, (om nog niet te spreken van de eigen ziel) moet behouden, of meer nog geaccentueerd en verder moet ontwikkeld worden!
Identiteit is echter een containerbegrip. Het kan van alles betekenen: men kan er alle kanten mee uit.
In dit verband wordt, vermoedelijk, door de politici bedoeld dat het ruimtelijk karakter van de deelgemeenten (de oorspronkelijke dorpen) moet gerespecteerd worden. Hier spreken we niet over de culturele identiteit of gewoner, de mentaliteit, want die blijkt ook nogal te verschillen tussen de dorpen onderling, ondanks de holle slogan die de gemeente sedert enige jaren in het schild (ttz. Logo) voert. Een logo, dat meer lijkt op dat van een limonadefabriek (eerder plastiek dan plastisch) dan van een gemeenschap die “verbindt”. Hierover een andere keer misschien meer.
Nu: wat zijn dan voor Melsele de belangrijkste identiteitsbepalende kenmerken? Welke stedenbouwkundige of ruimtelijke elementen geven aan de dorpskern van Melsele een eigen gezicht?
Kuierend door het dorp schieten volgende pleinen en gebouwen in het oog. Zij hebben kwaliteiten, die historisch (sinds jaren) een gezicht geven (gaven) aan Melsele.
- Kerkplein met kerk;
- Rustoord Briels;
- Gemeenteschool (Toren);
- Klooster;
- Parochiehuis;
- Pastorij en oud gemeentehuis
Twee andere bepalende elementen zijn de Grote baan en Schoolstraat, die knelpunten zijn en het dorp belasten en versnipperen.
Al deze determinerende stedenbouwkundige elementen hebben de laatste jaren (of zullen in een nabije toekomst) een grondige wijziging ondergaan en zullen ook van functie veranderen.
Het Kerkplein
Een oase van rust eens men de drukte van de Grote baan verlaat en het dorp binnenkomt: een echte dorpskom, een kwaliteit nog zelden gezien. Eén van de mooiste dorpspleinen in Vlaanderen. De gebouwde omgeving rond het plein is geklasseerd als dorpsgezicht, hoewel het straatgabariet door sommigen wel gedurfd wordt uitgedaagd.
Eigenlijk is deze kwaliteit te danken aan onze vroede voorvaderen - bestuurders die in 1787 (dat was dus onder Oostenrijks bewind), bij de aanleg van de Rijksweg Rijsel-Antwerpen, beslisten om niet bij te dragen tot de financiering van de weg. (Dat was toch enkel maar voor de vreemde passanten. De landbouwers zouden daar helemaal niet van profiteren). (zie in dit verband: Verheyen, P., Het gebeurde alhier 200 jaar geleden, in: Het land van Beveren, 1987, JG XXX, nr 4, p. 122-127).
Hoewel een bovenlokale weg, dwars door het dorp, in die tijd algemeen werd gezien als teken van economische vooruitgang. De bevoegde hogere overheid besliste dus de weg juist naast de dorpskom te leggen. Meer dan 200 jaar later zal deze achterstand een voordeel (een stedenbouwkundige kwaliteit) blijken. Het mooiste voorbeeld van de wet van de progressieve achterstand.
Gesticht Briels
Het Gesticht Briels heeft omwille van de functievereisten een totaal andere look gekregen. De vertrouwde dorpsarchitectuur is verdwenen en vervangen door een kubusvormig gebouw. De architecturale integratie in het bestaande dorpsweefsel is niet bepaald geslaagd. Zeker niet ten opzichte van het historisch gebouw Ysenbrandt. Niemand begrijpt ook die rare spiegels die het domein afbakenen (Fragmented glow - Elise Eeraerts). Is dat bedoeld als zelfbespiegeling: hoe waren wij,…hoe worden wij?
De smeedijzeren afsluiting biedt dan toch nog meer houvast!
En tenslotte de twee houten afdakconstructies: die doen echt afbreuk aan de esthetische waarde van het historisch gebouw. Dat is echt Vlaamse koterijstijl.
Gemeenteschool
De gemeenteschool wordt binnenkort verbouwd (verruimd), waarbij de toren verdwijnt. De nieuwbouw krijgt een totaal andere stijl. Blijkbaar geïnspireerd op de zwaluwneststructuur van een olympisch stadion in Beijing. Weinig origineel dus en een anomalie ten opzichte van het bestaande gebouw. En dan die kleur van de stenen: een vloek met de bestaande structuur. Mist dus elke aansluiting. De naam van de gemeenteschool zal dus moeten veranderen van “De Toren” in het “Zwaluwnest”.
Klooster
Het klooster, dat sedert 1826 (dus bijna 200 jaar), mede het karakter (zowel ruimtelijk als cultureel) van het dorp heeft bepaald en dat als kostschool een bovenlokale functie had, is door de trend naar gigantisme en rationalisering (centralisering) van het secundair onderwijs naar Beveren verhuisd (reeds begin van de jaren 90). Dit verhaal toont dat de katholieke zuil weinig begaan is met de cohesie en harmonie van de lokale gemeenschap, zoals multinationals zich evenmin iets aantrekken van de lokale sociaal-economische situatie. Sociale lokale verankering is een ijdel begrip.
Parochiehuis
Enige weken geleden hebben bulldozers en ander zwaar destructief materiaal de dorpskern bezet: de afbraak van het parochiehuis is ingezet. Gedurende meer dan vijftig jaar was dit gebouw het mooiste “culturele centrum” (of dan toch ietwat bescheidener: de mooiste parochiezaal) in de omstreken, met een belangrijke gemeenschapsvormende en ontmoetingsfunctie. Overigens het verschil met een cultureel centrum waar vooral aan cultuurconsumptie wordt gedaan! Benieuwd ook wat er met dat glas-in- lood- raam (Staf Pyl- Sint-Niklaas, 1957) gaat gebeuren. “ ge zijt van Melsele als …” je het bestaan van dit kunstwerk altijd geweten hebt. Het is dus alleen een ontdekking voor niet Melselenaren.
De nieuwe kubusachtige structuur (zoals overal te zien) zal een dienstencentrum; assistentiewoningen en sociale appartementen omvatten. Initiatiefnemer is het OCMW en de sociale huisvestingsmaatschappij, filialen van de gemeente zeg maar.
De donkere bruine steen is niet direct om blij van te worden. Mag een sociaal project ook enige “lichtheid” uitstralen? En qua vorm: waarom moet dit een kubus zijn? Kon men dan geen gebouw bedenken met een dakstructuur die beter aansluit bij het dorpskarakter en die herinnert aan het oorspronkelijke gebouw?
Twee gebouwen (parochiehuis en klooster) krijgen (kregen) dus een andere functie.
Twee andere historische gebouwen, deel uitmakend van het beschermd dorpsgezicht (Pastorij, 1767 en Gemeentehuis,1937), die sinds jaar en dag gemeenschapsgoed (op het juridisch dispuut of de pastorij nu aan de gemeente of aan de parochie toebehoorde kan hier niet worden ingegaan) vormen, werden, blijkbaar onder een algemeen neo-liberale tendens, verkocht en dus geprivatiseerd. Dwepen met erfgoedbeleid is niet moeilijk.
Essentieel is dat door deze functiewijzigingen en verbouwingen, de onderwijsfunctie (secundair onderwijs) en culturele functie totaal verdwijnen (of verdwenen zijn).
Slaapdorp
Zo wordt Melsele een “slaapdorp” waarbij de voor de leefbaarheid, noodzakelijke sociale dynamiek teloor gaat. Alle bovenlokale functies worden weggezogen door en naar de kerngemeente. Het zou overigens een nuttige oefening zijn de gemeentelijke investeringsuitgaven te beoordelen en of die wel verhoudingsgewijs naar de deelgemeenten (de dorpen) gaan. “Dorpenbeleid”: daar staan de gemeentelijke beleidsnota’s ook bol van! Vooralsnog maar weinig van te zien.
Toegegeven, niet alle wijzigingen (veranderingen) liggen in de bevoegdheid van de gemeente. De verdwijning van het secundair onderwijs in het klooster en de functiewijziging van het parochiehuis zijn beslissingen door het vrije ( katholieke) initiatief. Een pro-actief gemeentebeleid moet (had) hier echter ook op kunnen inspelen en bemiddelen om de algemene ontwikkelingsperspectieven en doelstellingen van een dorp te vrijwaren.
In werkelijkheid komt het er dus op neer dat de slagkracht van een gemeente, als het erop aan komt de stedenbouwkundige en sociaal-culturele functie van het dorp te begeleiden (sturen) eerder beperkt is. Dat is de zwakte van de gemeentelijke democratie. Uiteindelijk beslist het vrij initiatief, ook op vlak van gemeenschapsvoorzieningen, en dat kan problematisch zijn voor het dorp als geheel.
Pleidooi voor een open dorp
Is hier een door de tijd achterhaalde dorpsromanticus aan het woord? Horen wij hier een melancholische Wim Sonneveld?
Gezien Melsele zich situeert in de invloedssfeer van de economische groeipool Antwerpen staat het traditionele dorp natuurlijk onder druk. Vele jonge gezinnen willen in Melsele wonen, omwille van de optimale schaalgrootte. Groot genoeg voor een leefbaar dorp. Gelukkig genoeg te klein voor de grote, mega-commerciële functies. Deze aantrekkelijkheid kan ook zelfvernietigend zijn.
Een matige groei, is op schaal van een dorp, nodig en wenselijk voor de leefbaarheid. Het zijn overigens ook vaak nieuwkomers die nieuw leven pompen in het dorp.
Maar een dorp moet deze instroom kunnen absorberen. Er wordt een zekere wildgroei vastgesteld. Blijkbaar wordt het aanzicht van Melsele bepaald door de projectontwikkelaars. Strookt dit allemaal wel met de woningbehoeftestudie? (in een toekomstige rubriek wordt daarop teruggekomen).
Een dorp is geen eiland of een enclave: de leefbaarheid van een dorp vereist juist ook de aanwezigheid van verschillende functies (niet alleen wonen). Er is vermenging nodig van functies: zo creëert men ook kansen voor de opstart van horecazaken, dienstverlenende bedrijfjes, enz…
De uitbouw en ontwikkeling van een dorp moet als een geheel, als een biotoop als het ware, worden bekeken en niet louter gefragmenteerd. Elke instantie (gemeente en haar filialen OCMW en Huisvestingsmaatschappij, Agentschap voor wegen en verkeer, vrij initiatief,…) doet zelfgenoegzaam haar eigen ding.
Er is een versnipperde beleidsontwikkeling zonder die afzonderlijke projecten te kaderen in het ruimer dorpsgeheel.
Evaluatie ten aanzien van structuurplannen
Een aantal belangrijke strategische projecten, zoals voorgesteld in de vermelde structuurplannen (1994 en 2006) zijn gerealiseerd, vooral deze met betrekking tot de open groene ruimten (de drie openbare groene ruimten: Molenbeekvallei; Buurtpark Kerk; Burggravenhoek; de bevriezing van drie woonuitbreidingsgebieden (een voorloper op de betonstop) en de aanleg van de voet – en fietsweg langs de Gaverlandmeersen.
Maar een echt bos in de Molenbeekvallei, met hoge bomen die tot in de hemel reiken, is er vooralsnog niet en de honden krijgen meer ruimte en speeltuigen dan de kinderen. Wat een hondenleven!
Vele andere actievoorstellen, vooral mbt de gebouwde omgeving (en erfgoed) en infrastructuur, zijn in het geheel niet gerespecteerd of zitten nog altijd in de plannen (na dertig jaar). Vele dure begrippen uit de structuurplannen (kernversterking, inbreiding, verdichting, fijnmazigheid, ….) zijn nog altijd inhoudsloos.
Centraal in de structuurplannen staat de herinrichting van de twee bovenlokale wegen (Schoolstraat- N450 en Grote Baan – N-70).
Voor de N450 werd de weg van de minste weerstand gekozen: het tweede deel is gerealiseerd maar het meest prioritaire gedeelte (Schoolstraat) blijft onaangeroerd. Melsele wacht al meer dan vijftig jaar (sinds de industrialisering van de Linkeroever) op verbetering! Bovendien vormen deze twee assen ook de ontsluitings-en evacuatieroutes van een industriegebied in het kader van de Seveso-richtlijn.
De herinrichting van de Grote Baan is recent gestart. Maar ook hier blijven vele zorgpunten. Uit de plannen blijkt dat de idee van een verlengde tramlijn verlaten wordt. Budgettaire schaarste leidt af en toe ook nog eens tot een goed idee!
De twee geplande ovondes (ovalen rotondes), bij het binnenkomen en buitengaan van Melsele (resp. ter hoogte van de Lagere school OLVG en het Pareinpark), blijven echter zorgen baren.
Bij een “dorpspoort”, zoals reeds jaren voorgesteld, heeft men toch iets anders in gedachten dan een ovonde.
De ovonde ter hoogte van de lagere school ware beter gepland ter hoogte van de Burggravenstraat-Snoeckstraat, zoals de schoolgemeenschap overigens zelf ook gewenst had.
Niet langer wachten op tram drie
Gelukkig genoeg is de idee van de verlenging van een metrolijn (met de daarmee gepaard gaande on-esthetische infrastructuur: eigen wegbedding met ijzeren sporen; kabels en palen tussen de huizen als een stalen corset), afgevoerd. Een bovengrondse metro is toch niet langer het symbool van economische vooruitgang en ontsluiting van een “achtergebleven” gebied. Elektrisch aangestuurde bussen zijn de toekomst.
Een plein dat fungeert als overstappunt (tram-bus) is dus overbodig.
Een dorpshal
Aan die ondraaglijke publieke leegte (hoek Spoorweglaan-Grote baan), moet dus dringend een andere bestemming gegeven worden.
Deze open ruimte kan als “landmark” ontwikkeld worden, dat het beeld bepaalt van Melsele in de 21 ste eeuw. Tevens moet dit ook de verbinding versterken tussen Melsele Zuid - en de historische dorpskern (centrale dorpspoort).
Een dorpshal, die een evenementenplein overdekt, zou het summum zijn (inspiratie kan gevonden worden bij de schaapsstal van Robbrecht & Daem in Gent – maar dan een mooiere versie; of het overdekt evenementenplein voor de Schouwburg in Antwerpen ; of een Horta-achtige constructie (zoals de Sint-Gorikshallen te Brussel) die wonderwel mooi zou aansluiten bij de hoekgebouwen en ijzeren hek.) Misschien kan het glas-in – loodraam van het parochiehuis hierin een opgewaardeerde plaats krijgen, waar het zelf een lichtspel creëert zonder kunstlicht.
*
* *
Het Verdriet van Melsele dat is: het verlies van sociaal-culturele functies, het verdwijnen van identiteitsbepalende gebouwen en privatisering van gemeenschapsgoederen evenals de onvoltooide en onvoldoende aanpak van het verkeersgebied, Schoolstraat en Grote Baan. Deze zijn nog altijd opgevat als centrale verkeersassen veeleer dan dat zij ingekaderd worden in een verblijfsgebied, waarbij de beleving als dorpskern centraal staat.

Reactie plaatsen
Reacties